zaterdag 20 december 2008

Kerstgedichtje

De regering is gevallen,
Uit een rolstoel zonder wielen.
Op haar bek gevallen,
Die bende vol debielen.

Ze wordt nog snel terecht
In haar maag geschopt,
Door mensen, zeer begrijp’lijk,
Vol woede opgekropt.

’t Wordt tijd voor iets anders,
Dat bent u echt wel waard,
Dus ik wens u fijne feesten,
En vrede hier op Aard.

vrijdag 12 december 2008

discoveries of the day #1

http://www.youtube.com/watch?v=OZd-B5vb1_g

http://joecartoon.atom.com/cartoons/720-greenfields_christmas_moment

http://www.furaffinity.net/view/1755520/

Since this is the first in a line of posts, I'll give you a few of my favorite websites I frequent:

http://www.furaffinity.net

http://www.sev.com.au

http://blameitonthevoices.blogspot.com/

maandag 8 december 2008

De moord op Julius Caesar (Avanti, november 2008)

“De oude Romeinse Republiek was
een grootse beschaving van edele
heren die in een democratische senaat
beslissingen namen ten goede van het
volk. Het ordinaire plebs, boerenlummels
zonder cultuur, werd tevreden
gehouden met brood en spelen. Zij
waren niet slim genoeg om aan politiek
mee te doen maar konden wel
beïnvloed worden door charismatische
leiders. Telkens Caesar de kroon
weigerde, hield het volk nog meer van
hem, maar uiteindelijk werd hij toch
dictator. Om de democratie te redden,
vermoordde een groepje republikeinse
senatoren de tiran. Ondanks deze heldendaad
volgde er een burgeroorlog
en zou de Republiek snel tot een keizerrijk
worden omgevormd, een dictatuur
die West-Europa eeuwenlang in
haar greep zou houden.”

Dit is de geschiedenis zoals we hem
voorgeschoteld krijgen, een geschiedenis
geschreven door de overwinnaars,
verbrand door Christenen,
beïnvloed door fi ctie van Shakespeare
en vervormd door ideeën van rechtse
geschiedschrijvers en de imperialistische
tijd waarin ze leefden.
Michael Parenti probeert de moord op
Caesar vanuit een ander, proletarisch
standpunt te bekijken. Caesar die de privileges
van de rijke Romeinen wil inbinden,
die meer rechten en sociale zekerheid
wil geven aan het gewone volk, dat
slim en klassebewust is. Werkloosheid,
gezinnen met veel kinderen, arme boeren,
slavernij,… dit was waar Caesar zich mee
bezig hield, dit is waar hij om gaf.
De Romeinse oligarchie van aristocraten
was niet zo gelukkig met zulke hervormingen.
Angstig om hun elitaire macht
en de greep op het volk te verliezen, vermoordden
ze de “socialistische” Caesar,
geen heldendaad, maar verraad.
Hoewel de moord een centraal thema is,
wil Parenti ook aantonen hoe geschiedenis
vervormd kan worden door de tijdsgeest
van historici die zelf vaak aristocraten
waren en neerkeken op het gepeupel.
Hij beschrijft ook Caesars voorgangers,
andere hervormers die eveneens vermoord
werden om hun ideeën en waarvan
de geschiedenis ze ook als terroristen en
geweldplegers aanduidt.
Het bekendste voorbeeld is wellicht Catilina,
die “omringd werd door schurken”.
Informatie over zijn samenzweringen
komt voornamelijk van Cicero en Sallustius,
zijn grootste politieke vijanden. Zij
plaatsten hem in het slechtst mogelijke
daglicht en verzonnen gruwelijke fabels
zoals mensenoffers om Catilina zwart te
maken. De bekroonde en bewonderde Cicero
wordt door de schrijver ontmaskerd
als rijke aristocraat, die elke sociale wetgeving
die in de senaat werd voorgesteld
tegenwerkte.
Keer op keer belet de heersende klasse
in Rome dat er aan hun macht geraakt
wordt. Parenti maakt hen tot kapitalisten,
die het volk zo veel mogelijk probeerde
uit te buiten. De lezer moet zelf de lessen
trekken voor het heden, maar de situatie
in de Late Republiek is zeer bekend. Een
samenleving van superrijken en armen,
van sociale revoluties en oligarchische
politici. Volgens de Romeinse wet konden
rijke individuen die een medeburger
vermoordden slechts verbannen worden;
Caesar zorgde ervoor dat ze ook hun
bezittingen kwijtspeelden, geen “gouden
handdruk” meer dus.
Alhoewel Michael Parenti de geschiedenis
objectief wil beschrijven, maakt
hij wellicht dezelfde fouten als waarvoor
hij waarschuwt. Vanuit dieprode
overtuiging idealiseert hij Caesar als
held van het gewone volk, hij is minder
kritisch voor zijn geschriften en
die van zijn aanhangers dan voor die
van zijn vijanden.
Desondanks is “De moord op Julius
Caesar” een betere weergave van het
oude Rome dan de vervormde geschiedenis
over de “antirepublikeinse
despoot Caesar” en behoedt Parenti
ons ervan om alles te geloven wat we
lezen.

The Great Dictator (Avanti, oktober 2008)

Een Joodse barbier raakt gewond tijdens de eerste wereldoorlog en wordt jarenlang behandeld voor geheugenverlies. Wanneer hij terugkeert naar zijn kapperszaak in het getto, is hij er niet van bewust dat zijn land, Tomainia, nu geregeerd wordt door de fascistische dictator Adenoid Hynkel (een duidelijke parodie op Duitsland en Hitler). Schultz, een officier die tijdens de oorlog werd gered door de barbier, is nu een commandant onder Hynkel. Uit dank worden de Joden een tijd met rust gelaten, totdat hij gearresteerd wordt voor verraad. Hij ontsnapt en wordt verborgen gehouden in het getto, maar al snel wordt hij gevonden en samen met de barbier naar een concentratiekamp gestuurd.
Hynkel maakt ondertussen plannen om het nabijgelegen Osterlich binnen te vallen, maar hij is niet de enige. Napaloni, dictator van Bacteria (een parodie op Mussolini) heeft ook zijn zinnen gezet op het land. Na een bewogen staatsbezoek, waarbij de militaire parade weinig indruk maakt en de onderhandelingen uitdraaien op een voedselgevecht, slaagt Hynkel er toch in om Napaloni zijn troepen te laten terugtrekken onder het voorwendsel zelf niet aan te vallen. Wanneer de dictator nabij de grens op eenden gaat jagen, ontsnappen Schultz en de barbier in offi cierskleren. De troepen verwisselen de twee en de barbier wordt het podium opgeroepen als veroveraar van Osterlich. De toespraak die hij geeft komt van de barbier noch de dictator, maar van Chaplin zelf. Hij hoopt op vrede, gelijkheid en democratie, een wereld zonder nationale grenzen en dictators. Soldaten moeten zich niet aan bruten geven, aan machine mensen met machine hoofden en machine harten; ze horen te vechten voor vrijheid in plaats van slavernij.
Hoop die op dat moment vergeefs was, aangezien de Tweede Wereldoorlog net begonnen was, maar die tot op vandaag gehoor krijgt. Een doel waar wij als socialisten nog steeds naar streven.
Charlie Chaplin was zelf socialistisch, waardoor hij in de problemen kwam onder het McCarthyisme van de jaren veertig en vijftig. Na een reis naar zijn thuisland, het Verenigd Koninkrijk, mocht hij niet terugkeren naar de Verenigde Staten en verhuisde naar Zwitserland. In 1972 keerde hij kort terug om een Ereoscar in ontvangst te nemen.
The Great Dictator was zijn eerste “talkie”, gesproken fi lm, en tevens zijn commercieel meest succesvolle fi lm. Zijn dubbelrol wordt geloofwaardig, niet door uiterlijke verschillen, maar door hun gedrag. Als de Joodse barbier is hij vriendelijk en schuchter; als dictator is hij megalomaan en agressief. De scène waarin Hynkel met een als wereldbol gekleurde ballon speelt is nog steeds beroemd. De persiflage van Hitlers speeches is nagenoeg perfect.
Chaplin verklaarde jaren later dat hij de film niet zou gemaakt hebben, als hij toen de werkelijke gruweldaden van het Nazisme had gekend, van de Holocaust. Tijdens het maken van de film waren er al twijfels, maar Chaplin verklaarde: “Ik was overtuigd om verder te doen, want met Hitler moest gelachen worden”. Het zou bovendien nog twintig jaar duren voor er terug gelachen zou worden met Hitler en de Nazi's.
Hoewel er kritiek kwam op de slapstick waarmee de stormtroepen werden vertoond, en vanuit rechtse hoek op de slotspeech, werd de vertolking van het Joodse volk en hun strijd zeer positief onthaald. In zulke tijden van antisemitisme was het namelijk nog steeds een taboe in Hollywood.
Volgens verschillende bronnenheeft Hitler de fi lm meerdere keren bekeken, maar zijn reactie erop is niet gekend. Chaplin zou gezegd hebben: “Ik heb er alles voor over om te weten wat hij er van vond”.

The Truman Show (Avanti, mei 2008)

Truman heeft een mooi huis op een mooi
eiland voor de Amerikaanse kust. Hij heeft
een vaste baan, een knappe vrouw en
goede vrienden. “The American dream”
dus. Alhoewel hij schijnbaar gelukkig is,
wil hij weg van zijn saaie, monotone leven.
Hij denkt nog steeds aan het vreemde
meisje dat hij ooit ontmoette en voor zijn
ogen werd weggesleurd door haar vader,
die hem vertelde dat ze naar Fiji zouden
verhuizen. Maar Truman kan het eiland
niet verlaten. Sinds zijn vader verdronk,
heeft hij immense schrik voor water.
Een aantal vreemde incidenten (een spot
die uit de lucht valt, de autoradio die opeens
precies beschrijft waar hij rijdt) doen hem
twijfelen aan de valselijk utopische wereld
rond hem. Terechte twijfels, aangezien zijn
hele leven een reality show is. Al van voor
zijn geboorte waren er camera’s op hem geplaatst;
zijn vrienden, familie en de andere
inwoners van het eiland zijn allemaal acteurs
die er voor moeten zorgen dat Truman
niet achter de waarheid komt. Het eiland zelf
bevindt zich onder een immense koepel in
Hollywood. Hij rebelleert tegen wat hem als
waarheid wordt voorgeschoteld, maar wordt
keer op keer tegengehouden door de acteurs
en regisseur Christof, die als een soort god
over zijn creatie kijkt. Zijn vader wordt zelfs
“terug in de show geschreven”. Wanneer de
makers denken dat ze Truman terug onder
controle hebben, verdwijnt hij. Na een lange
zoektocht blijkt hij op een zeilbootje te zitten,
zijn angst overwonnen. Zelfs een storm die
hem bijna het leven kost, kan hem niet meer
stoppen. De boot botst tegen de lucht, die
tegen de rand van de koepel is geschilderd.
Wanneer Truman een uitgangsdeur vindt,
spreekt Christof tot hem. Hij vraagt hem
om te blijven, het leven op het eiland is veel
beter dan het grauwe leven buiten, het is
speciaal gebouwd voor hem; Truman verkiest
de waarheid boven de leugen en na een
laatste keer zijn “catchphrase” te verkondigen
(in case I don’t see ya, good afternoon,
good evening, and good night!) en
een buiging te maken, stapt hij naar buiten.
Trumans wereld vertoont o.a. gelijkenissen
met “Utopia” van Thomas More waar enkel
de rechtmatige inwoners weten hoe ze
van en naar hun eiland kunnen reizen, met
het eerder besproken “1984” van George
Orwell, waar het hoofdpersonage overal
wordt gevolgd door camera’s, behalve in
zijn hoofd, en Plato’s “allegorie van de grot”,
waarvan de inwoners de grot als enige realiteit
aanvaarden (een thema dat later ook
als basis voor “The Matrix” zou dienen).
Trumans rebellie is er één tegen dogma’s,
tegen oppermachtige figuren die complete
controle hebben over hun wereld. Het
wereldbeeld dat Christof heeft geschapen
binnen de koepel is perfect, begeerd door
de kijkers. Een conservatieve maatschappij,
waarin het pad gevolgd wordt dat hem wordt
voorgelegd. Het meisje waar hij echt verliefd
op was, was slechts een figurant en werd
snel verwijderd, in plaats daarvan trouwt hij
met de “bedoelde” persoon. Als kind wou hij
ontdekkingsreiziger worden, maar de lerares
verzekerde hem dat “alles al was ontdekt”.
Het nieuwsgierige karakter van Truman, van
de mensheid, kan niet onderdrukt worden.
Zijn passies en emoties zullen steeds boven
komen en de drang om zich te verzetten
tegen de onrechtmatige overmacht. Hoewel
er wordt verlangd naar deze samenleving,
zouden we ze niet kunnen aanvaarden.
Ironie en symboliek zijn nooit veraf. Truman
(true man) is de enige “echte mens”
tussen acteurs, hij spreekt tegen zichzelf
in de spiegel en zonder het te beseffen ook
tegen miljoenen kijkers, de routine van zijn
leven wordt verduidelijkt door een herhalende
scène die hij opmerkt (terwijl hij in zijn
stilstaande auto zit, passeren er achter hem
herhaaldelijk dezelfde figuranten). Christof
houdt zeer van zijn persoonlijke privacy,
hoewel zijn creatie er geen heeft. Als god
kan hij de zon laten opkomen maar kan niet
voorkomen dat zijn creatie achter de waarheid
komt en het paradijs verlaat. In tegenstelling
tot de Bijbelse kroniek van Adam
en Eva wordt het ware leven hier als de
juiste keuze getoond, in plaats van als straf.
Vele scènes zijn humoristisch, maar desondanks
is het een vrij serieuze film. De
eerste (maar niet enige) die Jim Carrey
in een rol zonder bekkentrekken ziet.
Zijn acteertalent komt tot haar volste recht
en hij wordt er terecht voor geprezen.

Dr. Strangelove (Avanti, maart 2008)

De geschifte generaal Buck van de
Amerikaanse luchtmacht beveelt een
nucleaire aanval op de Sovjetunie, overtuigd
dat zijn lichaamssappen in gevaar
zijn. De president en de militaire bevelhebbers
proberen de bommenwerpers
terug te roepen, aangezien de Russen
net een “doemsdagmachine” hebben
uitgevonden die automatisch alle
leven op aarde zal vernietigen als er ook
maar één bom valt op hun grondgebied.
Kubricks parodie op de Koude Oorlog, de
wapenwedloop en de zogenaamde “mutually
assured destruction” heeft ons enkele
bekende beelden opgeleverd, zoals
de piloot van de bommenwerper die met
cowboyhoed in de hand op de vallende
atoombom rijdt alsof hij aan een rodeo
deelneemt, maar deze zwarte komedie
geeft toch een goed beeld weer van
de gevoelens die leefden bij het Amerikaanse
volk en hun leiders. Eén van de
generaals vindt het jammer dat zij zelf
geen doemsdagmachine hebben. Wanneer
de ene bom valt die ze niet konden
stoppen, laat dezelfde generaal toch nog
een overwinningskreet horen, voor hij beseft
wat hij doet. Zelfs op het moment dat
ze overlevingsmogelijkheden bespreken
in diepe mijnschachten, wordt er opgeworpen
dat deze beter moeten zijn dan
die van de Sovjets, gezien zij wel eens
een mijnschachtinvasie zouden kunnen
plannen. Hierin ziet Dr. Strangelove,
die vroeger voor Nazi-Duitsland werkte,
zijn droom werkelijkheid worden: alleen
de “beste mensen” zullen overleven. Bij
een laatste idee staat hij zowaar recht
uit zijn rolstoel, maar zijn geniale inval
krijgen we nooit te horen. Verbaasd door
het feit dat hij kan lopen roept hij “Mein
Führer, I can walk!”, waarna de fi lm eindigt
met een collage van nucleaire explosies
op het gezellige deuntje “We’ll Meet
Again” van Vera Lynn, dat vooral bekend
werd tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het gros van de humor komt voort uit
de absurde situaties, die midden in de
Koude Oorlog niet eens zo ongeloofwaardig
overkomen, maar seksuele humor
is ook nooit veraf in deze “Freudiaanse
nachtmerrie”. Generaal Buck kwam immers
op het idee dat zijn lichaamssappen
bevuild waren, toen hij een moment van
impotentie had en Dr. Strangelove meent
dat er meerdere vrouwen per man aanwezig
moeten zijn in de mijnschachten,
om het menselijke ras opnieuw op te bouwen;
bovendien moeten deze vrouwen
“zeer stimulerend” zijn, zodat de mannen
niet verveeld geraken met hun taak.
De oorspronkelijke eindscène zou een
taartengevecht zijn, maar Kubrick vond
dit uiteindelijk te banaal in vergelijking met
de rest van de fi lm. Ook op te merken is
het feit dat dit zijn enige komedie is. Latere
fi lms zijn eerder psychologisch en
draaien rond een krankzinnig personage
dat anderen begint af te slachten, zoals
de computer HAL in “2001: A Space Odyssey”,
Alex in “A Clockwork Orange”,
Jack Torrance in “The Shining” en Pyle
in “Full Metal Jacket”. Generaal Buck
kan ook wel in dit rijtje passen, maar het
thriller-element ontbreekt compleet. Kubrick
had oorspronkelijk een serieus drama
gepland, maar door het paradoxale
en de inherente absurditeit van “mutual
assured destruction” kon hij gewoon niet
anders dan er een komedie van maken.
Tenslotte toch ook een vermelding van
Peter Sellers (vooral bekend als Inspecteur
Clouseau in de Pink Panther fi lms),
die drie rollen voor zich neemt: de president,
die meestal aan bod komt als hij aan
de telefoon hangt met de Russische premier
(“Natuurlijk zie ik u ook nog graag,
Dimitri.”), als Britse commandant in een
uitwisselingsproject, die Generaal Buck
probeert tegen te houden, en als de geschifte
Dr. Strangelove zelf, die vaak zijn
rechterarm niet onder controle heeft. De
eindscène is compleet door hem geïmproviseerd;
als je goed kijkt, zie je dat de
Russische ambassadeur, net zoals de
kijker, amper zijn lach kan bedwingen.